(Hattingen 1885 - Tel Aviv 1942)
Emmy Roth werd op 12 mei 1885 geboren in het Duitse Hattingen, als dochter van koopman Jacob Urias en Adelheid Urias (afb. a). Over haar opleiding is niet veel bekend, behalve dat zij in Düsseldorf bij de goudsmid Conrad Anton Beumers in de leer ging. In 1906 trouwde zij met de Berlijnse koopman Paul Baehr, en verhuisde waarschijnlijk korte tijd later naar Berlijn. Hier was zij vanaf 1907 werkzaam als zelfstandig zilversmid. Zij zou nog twee keer trouwen en voerde vanaf 1912 de achternaam van haar derde echtgenoot, Roth.
In 1916, in het midden van de Eerste Wereldoorlog, opende Roth een atelier in de Clausewitzstraβe 8 te Berlijn-Charlottenburg. Stilistisch volgde ze in de jaren tien en vroege jaren twintig van de 20ste eeuw nog de late Jugendstil en de herwaardering van de Biedermeier stijl. Rond het midden van de jaren twintig kwam hier een einde aan en begon zij een eigen stijl te ontwikkelen, georiënteerd op de principes van Bauhaus. Zakelijkheid en bruikbaarheid zouden haar werk tot het einde van haar leven bepalen. De ontwerpen waren strak en zonder decoraties.
In de jaren twintig en dertig nam Roth deel aan de belangrijkste nationale en internationale tentoonstellingen. Zo was haar werk te zien in de tentoonstelling Europäisches Kunstgewerbe in Leipzig in 1927 (afb. b). Drie jaar later nam zij deel aan de internationaal reizende tentoonstelling Kult und Form. Deze expositie bracht moderne ontwerpen voor sacrale gebruiksvoorwerpen van de drie grootste religies in Duitsland bij elkaar, het protestantisme, katholicisme en jodendom.
Roths ontwerpen voor judaïca werden geprezen als voorbeelden van een manier waarop de moderne zilversmid nieuwe vormen kon introduceren zonder dat het gevoel voor traditie verdwijnt. In 1933 vierde zij haar 25-jarig kunstenaarsjubileum met een tentoonstelling in Berlijn-Charlottenburg. Dit was haar laatste tentoonstelling in Duitsland.
Na de machtsovername van Hitler op 30 januari 1933 vluchtte Roth vanwege haar joodse geloof naar Parijs, waar zij een atelier op de Rue de Varenne opende. Haar Parijse periode was maar van korte duur. In november 1935 vestigde zij zich in Jeruzalem, waar zij tot 1937 zou blijven.
De gedwongen verhuizingen deden geen afbreuk aan Roths productiviteit en maatschappelijke betrokkenheid. Zij werkte onvermoeibaar door en haar atelier in Jeruzalem bood werkplekken voor gevluchte Duitsers en Jemenieten. In 1936 kreeg ze een permanente opstelling in het Jossifoff Gebouw, waar zij onder andere replica’s toonde van werken die in Europese museale collecties werden bewaard.
Van 25 mei tot 25 november 1937 exposeerde Roth in het Pavillon Terre d’Israël en Palestine op de Wereldtentoonstelling te Parijs. Het was op deze tentoonstelling dat Carel Joseph Anton Begeer, directeur van de Zilverfabriek Voorschoten, haar een baan aanbood als ontwerpster. Nog in oktober 1937 toonde zij zilveren gebruiksvoorwerpen en sieraden in de winkel van Begeer op het Noordeinde in Den Haag.
Begeer en Roth moeten elkaar al hebben gekend vóór 1937. Beiden hadden deelgenomen aan de eerdergenoemde tentoonstelling, Europäisches Kunstgewerbe (Leipzig, 1927). Op deze tentoonstelling toonde Begeer zijn eerste ontwerpen gemaakt voor de industriële serieproductie. In 1926 had hij een uiterst moderne dieptrekpers in zijn fabriek in Voorschoten laten installeren, waardoor de machinale productie efficiënter werd.
Minder bekend is dat Roth al in 1921 een solotentoonstelling in Nederland had. Van 15 augustus tot 3 september toonde Cornelis van der Sluys (1881-1944) gebruiksvoorwerpen en sieraden van Roth in de ruimtes van zijn firma De Opbouw in Den Haag. Het is waarschijnlijk dat Begeer deze tentoonstelling heeft bezocht en toen voor de eerste keer kennis maakte met Roths werk.
Roth bleek geen moeite te hebben om over te schakelen van handarbeid naar het ontwerpen van objecten uitgevoerd door een machine. In het najaar van 1938 werden de eerste gebruiksvoorwerpen getoond die Roth voor de Zilverfabriek Voorschoten ontwierp.
Zij volgde een ‘bouwkastensysteem’. Dat wil zeggen: ze ontwierp verschillende voorwerpen vanuit dezelfde basisvorm. Deze basisvorm werd in verschillende hoogtes en diameters uitgevoerd, en door het toevoegen van een oor of een tuit werd de functie bepaald (afb. c). Daarnaast bleef zij experimenteren met de multifunctionaliteit van objecten (afb. d).
De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog betekende echter dat Roths ontwerpen voor de Zilverfabriek Voorschoten nooit in productie werden genomen. Desondanks werden de uitgevoerde prototypes van haar ontwerpen regelmatig tentoongesteld – vaak samen met haar eigen, in handarbeid gecreëerde gebruiksvoorwerpen en sieraden en in de pers besproken en geïllustreerd. Hiermee vonden haar werken dus wel degelijk bereik.
In het voorjaar 1940 werden Roths ontwerpen op tentoonstellingen in Den Haag en Amsterdam voor het laatst in Nederland getoond (afb. e). Op dat moment zal Emmy Roth al niet meer in Nederland zijn geweest. Toen in mei 1940 Duitsland Nederland binnenviel, vluchtte Roth naar Tel Aviv nadat zij te laat was om naar de Verenigde Staten te emigreren. Hier zette zij haar werk onmiddellijk voort.
Ondanks haar succesvolle vlucht uit Nederland overleed Roth in juni 1942 in Tel Aviv. Op 57-jarige leeftijd koos zij voor zelfdoding; ziek en door de oorlog afgesneden van familie en vrienden. Kunsthistoricus en vriend, Karl Schwarz (1885-1962) schreef in The Palestine Post, 22-07-1942, een in memoriam: ‘Een tragisch lot – eenzaamheid, falen en tot slot ziekte beëindigden het leven en de carrière van een kunstenaar van internationale rang. (…) Het overlijden van Emmy Roth heeft ons van een groot kunstenaar beroofd.’
Auteur: Naomi Bisping MA