Bezoek aan de Synagoge aan het Jacob Obrechtplein na ontvangst in De Nieuwe Coenen.
Foto’s: Eef de Hilster
Foto’s: Eef de Hilster
Foto’s: Eef de Hilster
(Leiden 1874 - 1945 Den Haag)
Apol, die afkomstig was uit een gegoede Haagse familie, kreeg zijn eerste tekenlessen van zijn oom, de bekende schilder van wintergezichten Louis Apol. Hoewel zijn ouders graag hadden gezien dat hij de handel inging, koos hij na enige tijd voor het kunstenaarsbestaan en volgde daartoe kort de lessen aan de academies van Antwerpen (1897) en Den Haag (1898). In het begin van zijn loopbaan verdeelde hij zijn tijd tussen de beeldende kunst en de literatuur. In 1901 publiceerde hij de roman Phaeton en de dwaas en in 1903 een bundel met gedichten, aforismen en een toneelstuk onder de titel De Gouden Poort. Beide boeken werden niet erg positief ontvangen en zijn tegenwoordig alleen nog bekend dankzij de fraaie banden die C.A. Lion Cachet ervoor ontwierp. Waarschijnlijk vanwege de negatieve kritiek zei Apol de literatuur hierna vaarwel en legde zich geheel toe op het tekenen en schilderen. Veel van zijn werk bestaat uit figuurtaferelen met religieuze en literaire onderwerpen, die vaak een sterk symbolistische inslag hebben en soms enigszins doen denken aan het werk van Willem van Konijnenburg, met hij bevriend was. Verder heeft hij geregeld landschappen, diertaferelen en portretten getekend en geschilderd, alles in een gematigd expressionistische stijl. Na de Eerste Wereldoorlog is hij tevens gaan beeldhouwen: portretkoppen en -bustes en enkele diersculpturen, die soms een vrij strakke en lineaire vormgeving hebben (wanneer hij in steen werkte) en soms een meer expressionistische (wanneer hij ze van brons vervaardigde).
Van 1902 tot 1904 woonde Apol in Florence, vervolgens tot 1912 in Brussel (waar hij lid was van de Cercle Artistique et Litéraire) en daarna in Den Haag. Omdat hij financieel onafhankelijk was van de verkoop van zijn werk en, uit teleurstelling over de slechte ontvangst van zijn literaire werk, het oordeel van de critici trachtte te vermijden, exposeerde hij weinig. Vermoedelijk werd hij daarom geen lid van de Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio. Wel was hij enige jaren (1917-1923) buitenlid van Arti et Amicitae in Amsterdam, maar ook hier nam hij niet aan tentoonstellingen deel. Een van de weinig keren dat hij op wat grotere schaal met zijn werk naar buiten trad was in 1935, toen hij een retrospectieve solotentoonstelling had bij Kunstzaal Kleykamp in Den Haag, die niet onwelwillend werd gerecenseerd.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.
Foto’s: Eef de Hilster
(Den Haag 1871 - 1934 Amsterdam)
Aarts, wiens vader boekhouder was, kreeg zijn opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Kort na voltooiing van zijn studie kreeg hij een aanstelling aan deze academie als docent pleister- en stilleventekenen. Ondertussen maakte hij zich, grotendeels zelfstandig, de verschillende grafische technieken eigen en bereikte hierin al snel een groot meesterschap. Zijn reputatie als prentkunstenaar groeide gestaag en hij was dan ook de aangewezen kandidaat om Pieter Dupont na diens vroegtijdige dood in 1911 op te volgen als hoogleraar grafische technieken aan de Rijksakademie.
Hij verhuisde naar Amsterdam, waar hij stemhebbend lid werd van Arti et Amicitiae. Van de Vereeniging tot Bevordering der Grafische Kunst is hij opvallend genoeg nooit lid geworden. Tijdens zijn hoogleraarschap werd hij veelvuldig geplaagd door een slechte gezondheid, die hem geregeld verhinderde les te geven. Desondanks heeft hij op veel van zijn leerlingen grote indruk gemaakt, vooral vanwege zijn enorme technische vaardigheden.
Aarts heeft zich vrijwel uitsluitend met grafiek beziggehouden. Alleen in het begin van zijn loopbaan heeft hij korte tijd landschappen geschilderd, in een doorwerkte pointillistische stijl, en verder heeft hij een paar houten beeldjes gesneden en enkele boeken geïllustreerd. Net als zijn voorganger heeft hij ervoor geijverd de kopergravure in ere te herstellen en zijn eigen werkstukken in deze techniek (met name zijn bladen met grondwerkers en bedelaars uit circa 1900) gelden als hoogtepunten van de Nederlandse prentkunst uit het begin van de 20ste eeuw. Verder heeft hij geëtst, gelithografeerd en houtsneden gemaakt. Zijn onderwerpen variëren van taferelen uit het dagelijks leven tot thema’s uit de literatuur en de Bijbel. Hij is nooit zo bekend geworden als Dupont, met wiens werk het zijne een vrij sterke verwantschap toont, maar kenners achten hem soms hoger vanwege zijn grotere veelzijdigheid.
Dit artikel (van de hand van Jan Jaap Heij) is met toestemming van de rechthebbenden (Drents Museum en uitgever WBOOKS BV) ontleend aan het boek 'Vernieuwing & Bezinning' dat niet meer zal worden herdrukt.
Foto’s: Eef de Hilster
Foto’s: Eef de Hilster
Foto’s: Eef de Hilster