2022 mei

  • Van de voorzitter
  • Van het bestuur: Algemene Ledenvergadering en excursie Utrecht
  • Evenementen
  • Herman Heijenbrock en het gloeiende glas
  • Korte berichten: vervulling vacatures penningmeester, ledenadministrateur,vice-voorzitter en vormgever/opmaker Rond 1900
  • Kunst bij huis: Stroper met haas van Otto van Tussenbroek
  • Uitgelicht: Keramisch Museum Goedewaagen
  • Nieuwe kunstenaarsmonografie: Fré Cohen
  • Boekbespreking: Johanna van Eijbergen (1865-1950)Markante Metaalkunstenaar
  • Nieuwe uitgaven
  • Tentoonstellingsagenda

Storing

Door een korte storing was het van donderdag op vrijdag niet mogelijk om het aanmeldformulier voor de excursie naar Singer Laren te gebruiken. Inmiddels is dit weer mogelijk. Excuses voor het ongemak.

Zaterdag 28 mei 2022: excursie naar Singer Laren

Op zaterdag 28 mei organiseert de VVNK een excursie naar Singer Laren waar momenteel de tentoonstelling Sluijters en de modernen. Collectie Nardinc plaatsvindt. Het bezoek aan de tentoonstelling wordt voorafgegaan door een inleiding van conservator Roby Boes.

In de Collectie Nardinc, bijeengebracht door Els en Jaap Blokker, bevinden zich ruim veertig kunstwerken van Jan Sluijters en meer dan zeventig werken van moderne tijdgenoten, zoals Kees Mak, Piet Mondriaan, Leo van Gestel, Piet van der Helm.

Sluijters heeft diverse onderwerpen geschilderd: landschappen, stadsgezichten, stillevens en naakten die tegenwoordig tot de duurste Nederlandse schilderijen uit de 20ste eeuw behoren.  Lees meer over hem in de monografie op deze website.

Zie voor meer informatie over deze excursie de e-mail die naar alle VVNK-leden is gestuurd.

Hart, Cornelia van der

(Bukittinggi 1851 – 1940 Den Haag)

Fotograaf onbekend, Cornelia van der Hart; gereproduceerd in “Onze Schilders”, Maandblad voor beeldende kunsten jrg 2 (1925) nr. 11, p. 356.

Cornelia van der Hart had een lange en veelzijdige loopbaan waarin ze in veel verschillende kunstvormen actief was. Ze werd positief gewaardeerd door haar tijdgenoten, hoewel ze de openbaarheid weinig opzocht. Zo werd haar oeuvre tegen het eind van haar carrière beschreven als ‘een verrassing voor de velen, die, een beetje door haar eigen schuld, den naam dezer artiste bijna hadden vergeten.’1

Van der Hart werd op 5 december 1851 geboren in Fort de Kock (Bukittinggi), Sumatra als dochter van Alexander van der Hart (1808-1855) en Anna Carolina Elize Michiels (1825-1863). Haar vader was kolonel en civiel en militair gouverneur van Celebes (Sulawesi). Hij overleed toen Cornelia slechts vijf jaar oud was en acht jaar later verloor zij ook haar moeder. Op dertienjarige leeftijd kwam Cornelia met haar stiefvader naar Nederland.

Ze koos voor een opleiding aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten waar zij les kreeg van Johan Philip Koelman. Tussen 1877 en 1878 was ze er ingeschreven bij zijn M.O.-cursus, een beroepsopleiding ter voorbereiding op het staatsexamen voor het behalen van de akte voor het Middelbaar Onderwijs. De akte moet ze behaald hebben, want in 1879 werd Van der Hart aangesteld als lerares tekenen bij de cursus voor vrouwelijke studenten. Zij was daarmee de eerste vrouwelijke docent aan de Academie.

Cornelia van der Hart, De Vriendinnen; gereproduceerd in “Onze Schilders”, Maandblad voor beeldende kunsten jrg 2 (1925) nr. 11, p. 356.

In hetzelfde jaar kreeg zij ook de Koninklijke Subsidie toegekend, een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars in de vorm van een jaarlijkse toelage. Ze ontwikkelde zichzelf in de breedte zonder zich te voegen naar een bepaalde school of zich te beperken tot een bepaald genre. Ze kreeg les van Philip Zilcken in de etskunst. Als beeldend kunstenaar schilderde, tekende en etste ze figuren, stads- en dorpsgezichten en landschappen.

Haar werk exposeerde ze onder andere bij tentoonstellingen van kunstwerken van levende meesters en op de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, waar het met een bronzen medaille bekroond werd. Zij deed zaken met de kunsthandels Van Wisselingh & Co en Goupil en Cie. Zo kwam haar werk ook in buitenlandse collecties terecht. De bekende Schotse industrieel en kunstverzamelaar James Staats Forbes kocht bijvoorbeeld schilderijen van haar bij Goupil. Ook was ze lid van verschillende kunstenaarsverenigingen, waaronder het schilderkundig genootschap Pulchri Studio.

Rond de eeuwwisseling begon Van der Hart ook te werken als illustrator en ontwerper. Ze illustreerde boeken, ontwierp boekbanden, en timmerde meubelen.

Cornelia van der Hart, verschillende boekbanden; gestempeld linnen en karton, resp. 1902-1940, 1901 en 1903, Drents Museum, Assen.

Ze zat in de organisatie van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid die in 1898 in Den Haag plaatsvond ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. Deze tentoonstelling werd georganiseerd door uitsluitend vrouwen en had als doel het taboe op betaalde vrouwelijke arbeid te doorbreken en de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt te verbeteren. Van der Hart was lid van de Regelingscommissie, die belast was met de logistiek van de expositie. Bovendien illustreerde ze catalogi, briefpapier en het blad Vrouwenarbeid voor de tentoonstelling en was ze artistiek verantwoordelijk voor de ruimte die was gewijd aan de koloniale afdeling Oost-Indië.

Van der Hart was ook nauw betrokken bij twee Haagse initiatieven die uit het succes van deze tentoonstelling voortkwamen: de winkels Boeatan en De Wekker. Beide ondernemingen werden door vrouwen geleid en hadden tot doel meer bekendheid en waardering te creëren voor de objecten die ze verkochten en hun makers. Boeatan toonde en verkocht kunst- en handwerk uit Indonesië en De Wekker bood door vrouwen gemaakte kunstnijverheid aan, ook uit destijds voornamelijk door mannen gedomineerde categorieën zoals keramiek, meubelen en houtsnijwerk. Voor De Wekker maakte Van der Hart onder andere enkele aardewerk stukken die zich nu in de collectie van Kunstmuseum Den Haag bevinden.

Cornelia van der Hart voor De Wekker, wandbord en vaasje; geglazuurd aardewerk, 1903-1907, Kunstmuseum, Den Haag.

Van der Hart trouwde niet en bleef tot op hoge leeftijd kunst maken, maar ze trad er zelf weinig mee naar buiten. Op initiatief van vrienden werd er in 1923 een overzichtstentoonstelling van haar veelzijdige werk bij kunstzaal Kleykamp georganiseerd en ter ere van haar 80ste verjaardag een ere-tentoonstelling bij Pulchri Studio. Op beide exposities werd haar werk vol lof ontvangen.

In 1935 verscheen er naar aanleiding van een tentoonstelling van haar werk een artikel in Het Vaderland dat beschreef hoe zij met haar 84 jaar nog altijd dagelijks werkte van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat: ‘Een merkwaardige verschijning in de kunstenaarswereld. Ieder Hagenaar kent haar, de kleine, tengere bewoonster der Archipelbuurt, als zij haar middagwandeling maakt, gehuld in een groote cape, en langzaam maar nog energiek en pittig gaat in onze door het verkeer van auto’s en motorbussen, welhaast onveilige straten.’2

Auteur: Julia Krikke

Literatuur
Cornelia van der Hart, “Batiek”, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift jrg 8 (1898), nr. 16 (juli-december), p. 366-368.

Noten
1. “CORNELIA VAN DER HART”, Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad  28-11-1931.

2. “CORNELIA VAN DER HART”, Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad 24-10-1935.

Scheltema, Leendert

(Nes, Ameland, 1876 – 1966, Wateringen)

a. Leendert Scheltema, Zelfportret, potlood, 16 x 19 cm, ongedateerd, Particuliere collectie

Leermeesters
Leendert is nog maar twee jaar oud als zijn moeder overlijdt. Hij groeit op bij zijn grootouders. Zijn grootvader brengt hem op Ameland de liefde voor de natuur, de zee en het geloof bij. Als Leendert elf jaar is hertrouwt zijn vader en het gezin verhuist van Ameland naar Wateringen in het Westland. Daar zal Leendert Scheltema de rest van zijn leven blijven wonen en werken [afb. a]. Op de HBS in Delft krijgt hij tekenlessen van de kunstenaars Albert August Plasschaert en Berend Bongers. Aanvankelijk wordt hij verzekeringsagent, maar hij tekent en schildert liever, en dat leert hij in zijn vrije tijd. Jan Toorop, met wie hij kennis maakt, stimuleert hem te kiezen voor het kunstenaarschap. In 1903 volgt Scheltema Toorop naar Katwijk en in datzelfde jaar heeft hij ook in Nijmegen zijn eerste tentoonstelling. Toorop, met wie hij inmiddels bevriend is, koopt daar Scheltema’s eerste schilderij. Rond 1913 werkt hij op het atelier van Vilmos Huszàr in Voorburg.

Modern kunstenaar
Dankzij de banden met Toorop en Huszàr komt Scheltema ook in contact met de Leidsche Kunstclub De Sphinx, een vernieuwingsbeweging die in 1916 is opgericht door Theo van Doesburg. Deze kunstbeweging zal in 1917 leiden tot De Stijl met Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en Vilmos Huszàr als belangrijke vertegenwoordigers. Van Doesburg beschouwde ‘het moderne en opvallende werk van Scheltema’ als behorend tot de avant-garde. Scheltema exposeert in 1917 en 1918 bij De Sphinx, en tussen 1920 en 1925 heeft hij als lid en bestuurslid van De Sphinx de moderne kunstbeweging in Nederland mede vormgegeven.

Hij is gefascineerd door het gebruik van licht en kleur, en schildert landschappen en portretten in een helder kleurenpalet. Veel van zijn werk laat hij ongedateerd. Als leerling van Toorop maakt hij kennis met het impressionisme uit de tweede helft van de negentiende eeuw -van onder andere Van Gogh-, met het pointillisme en het luminisme. Hij is beïnvloed door deze stromingen, maar zijn stijl is meer expressionistisch met een abstracte toets, en soms impressionistisch. Toen Scheltema in 1940 door Pieter Scheen voor diens Lexicon om bijzonderheden over zijn werk werd gevraagd, vulde hij zelf in: ‘Tot een bepaalde school is zijn werk niet te rekenen, evenmin is het met een of ander -isme te benoemen. [….] Het is -kort gezegd- modern werk.’

In 1928 maakt Scheltema met kunstcollega’s van de Delftsche Kunstkring een studiereis naar Bretagne. In 1934 gaat Scheltema naar Parijs, waar hij bij Galerie Zak in een solotentoonstelling 28 werken exposeert [afb. b].

b. Affiche tentoonstelling Parijs, 2-16 november 1934

Ameland
Tijdens zijn jaarlijkse zomervakanties (van 1900 tot 1943) bezoekt Scheltema zijn geboorte-eiland Ameland en portretteert daar zijn familie, werklieden, schippers en boeren. Het eiland speelt een belangrijke rol in zijn schildersleven [afb. c]. De Amelander Musea bezitten tientallen schetsboekjes van Scheltema, waarin Ameland en haar bewoners veelvuldig worden afgebeeld. In zijn schetsboekjes komen ook naakten voor, maar voor zover bekend is het bij schetsen gebleven. Op Ameland maakt hij ’s zomers daarnaast vele, altijd zonnige duin- en zeegezichten [afb. d]. De beweeglijkheid van de golven past goed bij zijn losse stijl.

Westland
Het Westland was met zijn pittoreske tuinbouwlandschap, vaarten, bruggetjes, molens en de zee met duinen [afb. e] een soort schilderskolonie voor kunstenaars uit Den Haag en Delft. Scheltema raakt er bevriend met collega’s als Herman Veldhuis, Albert Wijkniet en Charles Masthoff, een neef van Jan Toorop. Het gebied rond het riviertje de Zweth, dichtbij zijn woonhuis in Wateringen, heeft hij vele malen afgebeeld. De wilgen met hun wilde takken lenen zich goed voor zijn expressieve schilderijen [afb. f]. Ook de eenvoud van het dagelijkse leven met schippers en hun schepen, en met boeren en arbeiders spreekt hem aan. Later schildert hij ook de eerste kassen. Ook hier zijn losse toets. Daarnaast maakt Scheltema stillevens, zoals met bloemen en fruit. Lichtvoetiger dan zijn andere werk.

Leendert Scheltema was een gelovig man, maar geen regelmatig kerkganger. Gedurende zijn hele carrière verbeeldt hij religieuze onderwerpen; de Christusfiguur was zijn favoriet. In 1918 zijn enkele religieuze werken in het Haagse Pictura tentoongesteld. De symboliek van Toorops religieuze werk is in zijn werk zichtbaar.

Bekendheid
Scheltema was een beminnelijke, bescheiden man en leidde als vrijgezel een sober leven. Hij hechtte niet aan status en materie maar aan de innerlijke rijkdom van mensen en de schoonheid van objecten. Schilderen was voor hem een roeping. Niettemin stond hij midden in het moderne kunstenaarsleven. Anders dan zijn kunstvrienden heeft Scheltema echter nooit bekendheid gekregen. Maar kunstbroeders waardeerden zijn werk wel degelijk. Toorop schreef: ‘Er is veel moois en zuivers in Scheltema’s werk.’1 En rond 1910 in een brief aan Scheltema: ‘Men begint je werk mooi te vinden. Dat is al veel waard.‘ In het noorden van het land wordt Scheltema geëerd als groot Waddenschilder.

Auteur: Eddy Engelsman

Noten
1. Archief Robert Welsh (NL-HARKD0632), RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag.

Collecties
In 2021 hield het Westlands Museum in Honselersdijk een overzichtstentoonstelling met ruim 90 werken uit de collecties van Westlands Museum, Historisch Archief Westland (Naaldwijk), Amelander Musea, Cultuurhistorisch Museum Sorgdrager (Hollum, Ameland), Fries Museum (Leeuwarden), Museum Belvédère (Heerenveen), Gemeente Ameland en particulieren.

Literatuur
Maarten van der Schaft, Leendert Scheltema – Expressionist van het Westlandse landschap; van Ameland naar Wateringen, 2021.

Bieruma Oosting, Jeanne

(Leeuwarden 1898 – 1994 Almen, Lochem)

a. Zelfportret, olieverf op doek, collectie Fries Museum, Leeuwarden

Met een gouden paplepel in de mond komt Jeanne Bieruma Oosting in 1898 ter wereld [afb. a]. Ze is de dochter van de Friese patriciër Jan Bieruma Oosting en Adriana barones van Harinxma thoe Slooten, telg van oude Friese adel. Haar jeugd brengt ze door op landgoederen in Friesland en de Achterhoek. Vanaf haar vijfde jaar tekent ze er flink op los. Een carrière in de schilderkunst is voor een meisje van haar klasse echter uit den boze. Ze hoort te trouwen en kinderen te krijgen. Toch mag ze in 1916 een jaar naar de kostschool in Bloemendaal, waar Frits Grabijn haar leert aquarelleren. Tot 1918 volgt ze bij Grabijn en graficus Samuel Jessurun de Mesquita lessen aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem. Anderhalf jaar later krijgt ze een jaar les bij Otto Willem Albertus ‘Albert’ Roelofs aan zijn leerlingenatelier in Den Haag. Daarna volgen privélessen bij Willem van Konijnenburg. Dit alles is niet vanzelfsprekend. Het kost Oosting, met steun van haar moeder, steeds veel bloed, zweet en tranen om vaders toestemming te krijgen tot onderwijs buitenshuis.

b. La Prisonnière in map: Rêves et Réalités, litho, collectie Fries Museum, Leeuwarden.
Verworven met steun van het Knecht-Drenth Fonds.

Ze lijdt onder de slechte verstandhouding met haar ouders en vertrekt in 1929, aangemoedigd door beeldhouwster Charlotte van Pallandt, naar Parijs. In het atelier van graficus Stanley William Hayter leert ze etsen. Ze studeert aan de Académie de la Grande Chaumière, neemt tekenles bij de feministische Jane Poupelet en de openlijk lesbische Mariette Lydis. Ze leert vrouwennaakten tekenen, onder andere in bordelen, en sluit zich aan bij de feministische schilderclub Société des Femmes Artistes Modernes (FAM). De tijd in Parijs is cruciaal voor haar persoonlijke en artistieke ontwikkeling en haar grafisch werk in het bijzonder. Litho’s als Solitudes, L’amour et la mort, Rêves et Réalités (afb. b) en Les Fleurs du Mal ademen een romantische, duistere en macabere sfeer. In deze periode verbeeldt ze de lesbische dichteres Sappho in Sapho vaincue (1936) en zichzelf als Jeanne d’Arc (Jeanne, 1937). In 1937 ontvangt ze de bronzen medaille op de Wereldtentoonstelling in Parijs. In Nederland beoordeelt men Oosting niet altijd om haar talent: ‘Al eens meer zegden wij, dat haar werk zoo mannelijk is.1

De Tweede Wereldoorlog brengt haar noodgedwongen terug naar haar geboorteland. Ondanks alle belemmeringen en haar beslissing om zich niet aan te sluiten bij de Kultuurkamer, blijft ze redelijk aan het werk. Na 1942 exposeert ze niet meer, maar werkt aan enkele opdrachten, zoals de litho’s bij Dostojevski’s Misdaad en Straf (1866). Tijdens de bezetting lijdt ze aan depressies. Onder andere de muziek, ze speelt haar hele leven piano, helpt haar deze zwarte tijd te doorstaan.

c. Rivierkreeft, ca. 1950, linosnede, Museum Henriette Polak, Zutphen

Vanaf 1955 woont Oosting afwisselend in het Elger, een grote villa in Almen, en Amsterdam. In de tweede helft van de twintigste eeuw krijgt ze vooral waardering voor haar kleurrijke – maar brave – stillevens, landschappen, interieurs, veelal impressionistisch geschilderd. Haar werk verkoopt goed, ook aan musea, en ze exposeert veelvuldig. Naast grafiek vervaardigt ze boekillustraties, ex librissen en postzegels. Ze conformeert zich niet echt aan één stijl, wel werkt ze steeds figuratief. Oosting is lid van vele verenigingen waaronder Kunst Zij Ons Doel, Pulchri, het Teekengenootschap Pictura, De Onafhankelijken en Arti et Amicitiae. In 1968 wordt ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Twee jaar later richt ze uit eigen middelen de Jeanne Bieruma Oosting-prijs op voor figuratief werkende kunstenaars in de schilder- en aquarelleerkunst.

d. Portret van Marie Anne Tellegen, 1973, olieverf op doek, Museum Henriette Polak, Zutphen

Oosting verzamelt zelf kunst en is bevriend met kunstenaars als Adriaan Roland Holst en Kees Verwey en de dichteres Ida Gerdhardt. Graficus Roline Wichers Wierdsma, haar eerste grote liefde, bezorgt haar een gebroken hart. Er volgen affaires met mannen en vrouwen. Ze blijft ongehuwd. Niet zo gek, ze is immers: ‘[…] getrouwd met de kunst.’ Oosting schildert tot op late leeftijd wanneer in 1994 de ‘oude eenzame eik’ (zoals ze zichzelf noemt) is geveld.2 Haar werk bevindt zich onder meer in Rijksmuseum Amsterdam, Centraal Museum Utrecht, het Fries Museum, Boijmans Van Beuningen en Museum Belvédère. Eind 2021 haalt Jolande Withuis de kunstenaar uit de vergetelheid met een uitgebreide biografie. Aangevuld door de tentoonstellingen die vijf Nederlandse musea in 2022 organiseren, staan leven en werk van Jeanne nu weer in de spotlights.

Auteur: Charlotte Franzen MA, Kunsthistoricus

 Noten

[1] ‘Amsterdamsche tentoonstellingen, Elseviers Geillustreerd Maandschrift, jaargang 46, 1936.

[2] G. Tol, ‘Kunstenares J. Bieruma Oosting: een oude eik geveld’, Nieuwsblad van Friesland, 23 juli 1994.

Literatuur

Hans Redeker, Jeanne Bieruma Oosting, Zutphen 1979.

Jolande Withuis, Jeanne Bieruma Oosting. Geen tijd verliezen, Amsterdam 2021.

2022 februari

  • Van de voorzitter
  • Uitnodigingen voor nieuwe evenementen
  • Penningmeester/ledenadministrateur gezocht
  • Vormgever/opmaker voor Rond 1900 gezocht
  • Het kunstenaarspad van mijn opa Edzard Koning
  • Nieuwe kunstenaarsmonografieën: Emilia (Emilie) Maria Francisca van Kerckhoff en Tine Baanders
  • Korte berichten: Glassymposium GLAS2022 en Oproep van Museum Het Schip voor de komende tentoonstelling Indonesië en de Amsterdamse School
  • Uitgelicht: Rijksmuseum
  • Kunst bij huis: Een penning van Antoon Molkenboer
  • Nieuwe uitgaven
  • Boekbespreking: Architectenbureau Baanders – van jugendstil naar modernisme
  • Tentoonstellingsagenda

Zaterdag 5 maart 2022: bezoek aan tentoonstelling Fré Cohen

Museum Het Schip heeft weer een opmerkelijke tentoonstelling en wel over de Nederlandse kunstenares en grafica Fré Cohen (1903-1943). In haar werk zien we de vormtaal van de Amsterdamse school duidelijk verwoord. Zij ontwierp grafisch drukwerk voor de gemeente Amsterdam en voor veel organisaties verbonden met het socialisme. Het werk van Fré is zeer gevarieerd. Ze maakte ex-librissen en boekbanden, maar ook tekeningen, aquarellen, penningen en zelfs vlaggen. Voor deze tentoonstelling heeft Museum Het Schip samengewerkt met particuliere collectionneurs, andere musea, het Amsterdams Stadsarchief en met het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis.

Op zaterdag 5 maart is er een speciale bijeenkomst voor de VVNK-leden. Zie voor meer informatie over deze excursie de e-mail die naar alle VVNK-leden is gestuurd.

Baanders, Tine

(Amsterdam 1890 – 1971 Maarssen)

Grafische vormgeving

a. Tine Baanders (rechten onbekend)

“Ik wist wel dat er in jou een kunstenaar of liever een kunstenares verborgen was”, schrijft broer Bertus in 1906 aan zijn dan 17-jarige zus Tine Baanders. Tine heeft op dat moment juist een zilveren medaille gewonnen tijdens de jaarlijkse tentoonstelling van haar opleiding aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam. Opgroeiend in een kunstlievende architectenfamilie wordt Tine van jongs af aan gestimuleerd om zich artistiek te ontwikkelen – en met resultaat: Tine Baanders kan gerekend worden tot de voorhoede van de grafische vormgeving ten tijde van het Interbellum. Ze is werkzaam in een periode waarin emancipatie van vrouwen zich ontwikkelt en feministische verenigingen ontstaan. Deze verschillende bewegingen zijn een katalysator voor haar werk.

Martina (‘Tine’) Baanders [afb. a] wordt op 4 augustus 1890 geboren als jongste dochter in een gezin van acht kinderen. Haar vader, Hermanus Hendrikus Baanders, is werkzaam als architect en twee van haar broers, Herman en Jan, zullen hem later in deze richting volgen. Na het afronden van de eerdergenoemde opleiding aan de Quellinusschool, volgt Tine verscheidene cursussen. Zo volgt ze een tekencursus bij de kunstenaar Georg Rueter (1875-1966) en neemt ze lessen in boekbinden aan de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes. Samen met vriendin Cateau Berlage (1889-1976) volgt ze in Zürich eveneens een cursus boekbinden. In deze stad werkt ze in 1911-1912 een korte periode bij Graphische Anstalt J.E. Wolfensberger.

Feminisme & emancipatie

In de zomer van 1912 keert Baanders terug naar Nederland en van 1913-1917 studeert ze aan de Rijksakademie te Amsterdam. In 1913 neemt ze voor het eerst zelfstandig deel aan een tentoonstelling: De Vrouw 1813-1913 te Amsterdam. Hier toont ze batikwerk en drie boeken waarvoor ze het bindwerk maakte. Blijkbaar wil ze zich via deze tentoonstelling profileren. Bewust van de positie van de vrouw en ten tijde van de beginnende emancipatie van de vrouw in de toegepaste kunst, profileert Baanders zich gedurende haar leven meermaals met deze idealen, door middel van tentoonstellingen en opdrachten. Een voorbeeld is het herdenkingsalbum voor Aletta Jacobs (1854-1929) dat ze in 1919 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Vereeniging voor Vrouwkiesrecht ontwerpt. In 1924 wordt het winternummer van De vrouw en haar huis voorzien van een door Baanders ontworpen omslag [afb. b].

b. Tine Baanders (ontwerp), Winternummer De vrouw en haar huis (1924). Drents Museum.

Netwerk & opdrachten

Opdrachten krijgt Baanders via verschillende wegen. Bijvoorbeeld via haar familienetwerk – de opdracht voor de plafondschildering van het door haar broer ontworpen gemeenschaps­huis van Tuindorp Heijplaat in Rotterdam – , maar ook via haar eigen netwerk dat ze weet op te bouwen met haar charmante, opgewekte persoonlijkheid en altijd positieve instelling. In 1917 wordt ze lid van de V.A.N.K., waar ze actief deelneemt aan (feest-)commissies. Via de V.A.N.K. is het ook mogelijk om aan opdrachten te komen en om deel te nemen aan tentoonstellingen. Baanders is bevriend met Tine van Klooster en Koos Schregardus, leidsters van uitgeverij De Spieghel, voor wiens uitgaven ze soms, in samenwerking met kunstenares Lizzy Ansingh en illustratrice Nelly Bodenheim, opdrachten uitvoert [afb. c].  Gedurende haar leven ontwerpt Baanders ten minste 60 boekbanden en bijbehorende stofomslagen voor grote uitgeverijen, zoals Elsevier, Van Holkema & Warendorf en de Wereldbibliotheek.

c. Tine Baanders (sierschrift), Lizzy Ansingh (versjes), Nelly Bodenheim (illustraties), ‘n Vruchtenmandje, Amsterdam (De Spieghel) 1927.

Tentoonstellingen

Baanders neemt deel aan verschillende tentoonstellingen, soms via de V.A.N.K., bijvoorbeeld de Panama California Pacific International Exhibition in 1915. Als zelfstandig ontwerpster neemt Baanders in 1918 deel aan de tentoonstelling Ambachts-, Nijverheids- en Volkskunst in Rotterdam. Hier presenteert ze een perkamenten boekband. Tentoonstellingen van decoratieve kunst in Haarlem (1919) en Parijs (1925) volgen. Vanaf 1919 combineert ze haar baan als zelfstandig ontwerper met een baan als docent boekbinden aan de Dagteeken- en Kunstambachtschool voor Meisjes te Amsterdam. In 1921 ontwerpt ze de affiche voor de Amsterdamsche Tentoonstelling voor Woninginrichting in het Stedelijk Museum [afb. d]. In deze periode ontwikkelt Baanders een herkenbare, eigen stijl die verwant is aan de Amsterdamse School. Voor het maandblad Wendingen, gelieerd aan de Amsterdamse School, ontwerpt ze als enige vrouw viermaal de omslag [afb. e].

Vanaf 1939 woont Baanders in huis Vrede-Rust in Baambrugge. Tijdens de oorlog biedt de buitenplaats plaats aan onderduikers, onder wie de kunstenaar Else Berg (1877-1942). Na de oorlog richt Baanders zich vooral op het lesgeven. Opdrachten van uitgevers nemen af: er is minder belangstelling voor boekbanden. Baanders overlijdt in 1971 in een verpleeghuis te Maarssen. Haar werk bevindt zich nu onder meer in de collecties van het Drents Museum, de Universiteit van Amsterdam, het Stedelijk Museum en Museum Het Schip.

Auteur: Marieke Maathuis

Literatuur

Marjan Groot, Vrouwen in de vormgeving 1880-1940, Rotterdam 2007.

Helen Metzelaar, ‘‘Ferm, kloek & eerlijk’: Tine Baanders, grafisch vormgever uit de Amsterdamse School’, De Boekenwereld 31 (2015), 46-51.