2018 augustus

  • Redactioneel
  • Evenementen (1): Bezoek aan Bergen op Zoom en Sint-Annaland op 8 september 2018
  • Evenementen (2): Bezoek aan RK Sint Bavo en De Grote Vermaning (Haarlem) op 27 oktober 2018
  • ‘A dangerous rival’: parallellen tussen de ‘muzikale’ schilderijen van Lawrence Alma-Tadema en de Victoriaanse muziekcultuur
  • Nieuwe kunstenaarsmonografie: Rudolf Bremmer
  • Fotoimpressie: Delft (Prinsenhof en Agnetapark)
  • Congres Coup de Fouet III, Barcelona 27 juni – 2 juli 2018
  • Boekbespreking: In de schaduw van Cuypers. Georg Sturm (1855-1923) monumentaal decorateur
  • Korte mededelingen
  • Tentoonstellingsagenda

Bremmer, Hendricus Petrus

(Leiden 1871 - 1956 Den Haag)

1. Hendricus Petrus Bremmer, Molen, 1894, olieverf op doek, particuliere collectie
a. Hendricus Petrus Bremmer, Molen, 1894, olieverf op doek, particuliere collectie

Hendricus Petrus (Henk) Bremmer, tijdens zijn leven een autoriteit binnen de kunstwereld, raakte na zijn dood in de vergetelheid. Slechts een enkeling kon zijn naam nog in verband brengen met de totstandkoming van de collectie Kröller-Müller. Toch drukte Bremmer zijn stempel op de Nederlandse kunstwereld. Niet zozeer als kunstenaar, maar voornamelijk als ‘kunstpaus’.1

Bremmer wilde aanvankelijk kunstenaar worden. Hij volgde lessen bij de schilder Dirk L. Kooreman (1857-1898) en een opleiding tot tekenleraar. Eind 1890 huurde hij een atelier in Leiden met een aantal vrienden, onder wie Jan Vijlbrief (1868-1895) en Henri van Daalhoff (1867-1953). Zijn eerste pointillistische pogingen werden door collega-kunstenaar Johan Thorn Prikker (1868-1932) afgedaan als ‘stippeltjes kleur’2, maar in 1894 vervaardigde hij het niet onverdienstelijke schilderij Molen [afb. a]. De wat losse toets ruilde hij niet lang daarna in voor een meer verfijnde schildertrant met gematigde kleuren [afb. b en c]. Pointillistisch werk van Bremmer is onder andere opgenomen in de collecties van Museum De Lakenhal en het Kröller-Müller Museum [afb. d en e].

2. Hendricus Petrus Bremmer, Stilleven, 1896, olieverf op doek, Kröller-Müller Museum, Otterlo
b. Hendricus Petrus Bremmer, Stilleven, 1896, olieverf op doek, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Zijn pointillistische schilderijen werden vrij positief beoordeeld in de pers en negatieve kritieken vatte Bremmer op als een teken dat hij tot de artistieke avant-garde behoorde. Ondanks zijn eerste successen als kunstenaar nam zijn carrière een andere wending. Socioloog Rudolf Steinmetz (1862-1940) zocht in het kader van ‘volksverheffing’ een docent om kunstlessen te verzorgen voor arbeiders. De keuze viel op Bremmer; het begin van zijn loopbaan als kunstdocent en -adviseur. Hij zou op den duur een grote kring van trouwe cursisten uit een gegoed milieu onderwijzen, die hij bovendien adviseerde in het kopen van kunst. De grootste en bekendste verzameling die onder zijn leiding ontstond is die van Hélène Kröller-Müller.

3. Hendricus Petrus Bremmer, Stilleven met tabakspot en pijp, 1907, aquarel op papier, particuliere collectie (voorheen: Kunstgalerij Albricht)
c. Hendricus Petrus Bremmer, Stilleven met tabakspot en pijp, 1907, aquarel op papier, particuliere collectie (voorheen: Kunstgalerij Albricht)

De leer die Bremmer ontwikkelde om ‘kunst te leeren zien’ noemde hij de ‘Praktische Aesthetica’. Hij putte onder andere uit symbolistische theorieën, de Ethica van Spinoza en de ideeën van de schrijvers van De Nieuwe Gids. Aan de hand van criteria bood hij de cursist en kunstkoper houvast bij het beoordelen van kunst, waarbij ook de persoonlijkheid en emoties van de kunstenaar in overweging werden genomen. Dat verklaart Bremmers aantrekkingskracht tot Vincent van Gogh, over wie hij in 1911 het boek ‘Vincent van Gogh. Inleidende beschouwingen’ publiceerde.

Naast cursisten bevonden zich ook kunstenaars in Bremmers invloedsfeer. Zij werden geacht hard te werken om zich te ontwikkelen in artistiek en spiritueel opzicht, om zo een zo goed mogelijke kunstenaar te worden. Het was voor nog onbekende kunstenaars van belang om bij Bremmer in de smaak te vallen, want hij kon hun werk aanprijzen bij zijn geïnteresseerde en koopkrachtige publiek of er aandacht aan besteden in zijn publicaties. Daarnaast kocht Bremmer vaak werk aan, om het later al dan niet door te verkopen, en steunde hij kunstenaars met structurele toelagen.

4. Hendricus Petrus Bremmer, Landschap met molen, 1894, olieverf op doek, Museum De Lakenhal, Leiden
d. Hendricus Petrus Bremmer, Landschap met molen, 1894, olieverf op doek, Museum De Lakenhal, Leiden

Zijn advies bood sommigen houvast, terwijl anderen door angst om zijn steun kwijt te raken mogelijk in hun ontwikkeling werden geremd. Zo dreigde Bart van der Leck (1876-1958) zijn toelage te verliezen toen hij enige tijd volledig geabstraheerd werk maakte. Bremmer liet hem in een brief weten: ‘Het past mij finantieel [sic] niet, wat ik U dit jaar uitbetaal is al een heel ding voor mij. Ik weet ook niemand die zou willen helpen, allen zouden daarvoor werk vragen en wat Ge nu maakt zou toch geen, zover ik weet, willen accepteren.’3 Van der Leck keerde terug naar zijn eerdere weliswaar behoorlijk abstracte, maar nog tot de werkelijkheid te herleiden voorstellingen.

5. Hendricus Petrus Bremmer, Dennenbomen (Harskamp), 1912, olieverf op doek, Kröller-Müller Museum, Otterlo
e. Hendricus Petrus Bremmer, Dennenbomen (Harskamp), 1912, olieverf op doek, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Onder Bremmers leiding ontstonden honderden particuliere verzamelingen van meer of minder formaat, die alle een weerslag zijn van zijn kunstvoorkeuren.4 Een aantal kunstenaars, waaronder Jacob Nieweg (1877-1955), Dirk Nijland (1881-1955), Willem van der Nat (1864-1929) en Jan-Adam Zandleven (1868-1923), is vrijwel exclusief vertegenwoordigd in Bremmeriaanse verzamelingen. Daarnaast propageerde de kunstpaus ook het werk van kunstenaars met succes buiten de kring, zoals Floris Verster (1861-1927) en Vincent van Gogh. In de omgeving van Bremmer werd dan ook opvallend veel werk van de laatste aangeschaft. Kröller-Müller kocht tussen 1912 en 1914 zelfs zo veel Van Goghs dat het een prijsstijging tot gevolg had. Bremmer droeg zo in belangrijke mate bij aan de bekendwording van Van Gogh in Nederland.

Auteur: Merel van den Nieuwenhof

Noten
1. Zie ook: M. van den Nieuwenhof, De invloed van H.P. Bremmer op de bekendwording van Vincent van Gogh in Nederland (masterscriptie), Radboud Universiteit Nijmegen, 2009; H. Balk, De kunstpaus H.P. Bremmer 1871-1956, Bussum 2006.

2. Brief van Thorn Prikker aan Borel, 22-28 januari 1893. Gepubliceerd in: J.M. Joosten, De brieven van Johan Thorn Prikker aan Henri Borel en anderen 1892-1904 met ter inleiding fragmenten uit het dagboek van Henri Borel 1890-1892; bijeengebracht en toegelicht door Joop M. Joosten, Nieuwkoop 1980, p. 96. Ook geciteerd in: Balk 2006, p. 41.

3. Brief van Bremmer aan Van der Leck, 14 oktober 1918. Gepubliceerd in: C. Hilhorst, Vriendschap op afstand: de correspondentie tussen Bart van der Leck en H.P. Bremmer, Bussum 1999, pp. 99-100.

4. Zie hiervoor H.P. Bremmer (1871-1956), themanummer van Jong Holland 9 (1993) No.2, en hierin het artikel van Hildelies Balk, ‘De freule, de professor, de koopman en zijn vrouw. Het publiek van H.P. Bremmer’ (pp. 4-24).

Bremmer, Rudolf

(Den Haag 1900 - 1993 Laren)

a. Rudolf Bremmer, Geranium voor venster, 1942, olieverf op doek, 60 x 52 cm, verblijfplaats onbekend

‘De pijnlijk gestolde werkelijkheid van Rudolf Bremmer’, zo verwoordde Hildelies Balk zijn stijl treffend.[i] Rudolf Bremmer werd in 1900 geboren als zoon van ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer. Deze familieband moet zowel inspirerend als intimiderend zijn geweest. De perfectionistische Bremmer ontwikkelde als autodidact een herkenbare, doorwerkte stijl, waarmee hij zowel mensen als voorwerpen ‘beaderd’ weergaf. Het lijkt alsof hij met potlood of penseel de huid en de lagen daaronder probeerde af te tasten om uiteindelijk bij het binnenste terecht te komen, met als resultaat een verinnerlijkte weergave van alledaagse onderwerpen.

Door de nadruk op details en de vele priegelige lijntjes was hij meer een tekenaar dan een schilder; ook zijn schilderijen kenmerken zich door een dergelijke aanpak. Landschappen en dieren doen daardoor vaak wat houterig en statisch aan. Voor de weergave van bloemen, zoals Geranium voor venster, leent zijn stijl zich beter [afb. a]. De plant lijkt door de studieuze aanpak bezieling te krijgen, terwijl de vitrage in de voorgrond bijna tastbaar is. De wesp rechts onderin maakt de voorstelling levendig. Dat Bremmers stillevens tot zijn beste werken behoren is niet verwonderlijk; zijn vader hamerde bij zijn volgelingen eindeloos op het tekenen en schilderen van stillevens, ter oefening.

b. Rudolf Bremmer, Stilleven met boek en zandloper, 1919, potlood op papier, 300 x 475 mm, verblijfplaats onbekend

‘Van jongsaf werd bij elk kind gespeurd naar een bijzondere aanleg, bij voorkeur in kunstzinnige richting. Hun omgeving bood daartoe veel mogelijkheden door de contacten met kunstenaars en verzamelaars. Zo tekende Van der Leck een kat speciaal voor Rudolf.’[ii] Rudolf Bremmer groeide op met kunst. Op zondagavond kwamen vrienden en kunstenaars op bezoek bij het gezin Bremmer en werd er gepraat en naar kunst gekeken. Rudolf was daar vaak bij. Dat hij zich in de kringen van zijn vader bewoog is duidelijk te zien aan de portretten die hij tekende: van kunstenaars als Bart van der Leck en Lambertus Zijl, maar ook van cursisten als Griettie Smith-van Stolk. Kunstenaars uit de invloedsfeer van H.P. Bremmer werden de ‘School Bremmer’, ‘Bremmerieden’ of ‘Bremmerianen’ genoemd. Rudolf maakte hier deel van uit, samen met onder anderen Jaap Nieweg, Dirk Nijland, Theo Hekker en Jan Adam Zandleven.

c. Rudolf Bremmer, H.P. Bremmer in zijn werkkamer, 1955, olieverf op doek, 86 x 74 cm, part. coll.

In het najaar van 1919 werkte Rudolf enige tijd in het atelier van Zandleven in Rhenen.[iii] Op diens advies ging hij met kwart krijt werken. Door de daarmee aangezette contourlijnen werden zijn eerder nog fragiele tekeningen steviger. In een stilleven met boek en zandloper uit datzelfde jaar is het doorwerkte karakter nog niet zo nadrukkelijk aanwezig, al valt een bijzondere aandacht voor iedere afzonderlijke pagina in de weergave van het boek op [afb. b]. Een portret van zijn vader in zijn werkkamer [afb. c] laat decennia later een uitzonderlijke aandacht zien voor elk detail. De beelden in de achtergrond krijgen zo evenveel nadruk als de pijprokende geportretteerde.

Met uitzondering van een verblijf van zeven maanden in Parijs (1927-1928) woonde Bremmer voornamelijk in de omgeving van Den Haag. Hij werkte daar bijna het hele jaar door buiten, nauwkeurig de natuur bestuderend. In zijn atelier haalde de kunstenaar deze studies keer op keer opnieuw tevoorschijn, om vervolgens het onderwerp toch nog eens in het echt te gaan bekijken; een tijdrovende werkwijze. Een werk was dan ook niet snel ‘af’ of goed genoeg; hij kon er vele jaren later nog aan doorwerken. Zo schreef Balk over Rudolf Bremmer: ‘Hij lijkt het ernstig werken dat zijn vader voorschreef, zo zwaar op te hebben genomen dat hij de grootste moeite had om een schilderij af te maken. Vijftien jaar werken aan een schilderij was bij hem niet ongebruikelijk.’[iv]

d. Rudolf Bremmer, Groentestilleven, 1940, olieverf op doek, 49 x 70 cm, huidige verblijfplaats onbekend
e. Rudolf Bremmer, Breistertje, 1951, olieverf op doek, 70 x 80 cm, huidige verblijfplaats onbekend

Net als collega-Bremmeriaan Theo Hekker werd Rudolf Bremmer gekenschetst als een van ‘die stillen in den lande, wier voortbrengselen meestal rechtstreeks van de ezel naar de liefhebber worden verkocht zonder tussenkomst van derden’.[v] Om die reden heeft Bremmer relatief weinig geëxposeerd, al was zijn werk vanaf de vroege jaren twintig zo nu en dan te zien bij kunsthandels en viel hem in 1971 een tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum (nu: Gemeentemuseum Den Haag) ten deel. Het maakt ook dat zijn werk zich veelal in onbekende particuliere collecties bevindt en weinig bekendheid heeft gegenereerd. Verder bevindt zich werk van deze kunstenaar in het Rijksmuseum en in het Kröller-Müller Museum te Otterlo.

Auteur: Merel van den Nieuwenhof

Noten
[i] Hildelies Balk, De kunstpaus: H.P. Bremmer 1871-1956, Bussum 2006, p. 275.

[ii] Balk, De kunstpaus, p. 78.

[iii] G. Oosterholt, Rudolf Bremmer, Leiden 1978, p. 10. In dezelfde periode boetseerde Rudolfs zus Willy in het atelier van beeldhouwer Altorf.

[iv] Balk, De kunstpaus, p. 316.

[v] Oosterholt, Rudolf Bremmer, p. 5.