Mendlik, Oscar

(Radváncz, Hongarije 1871 – 1963 Aerdenhout)

“Hij heeft de zee geschilderd als een symbool van het leven, die in haar eindeloos komend – gaan geen rust kent […]”1 aldus kunstenaar en graficus Aart van Dobbenburg in zijn ‘In memoriam’ over Oscar Mendlik, die in Nederland naam maakte als zeeschilder maar in 1871 te Radváncz in Hongarije was geboren. Mendlik groeide op in Boedapest, ging naar het gymnasium, volgde tekenlessen bij de schilder József von Molnár (1821-1899) en kreeg na zijn eindexamen les van de populaire schilder Bertalan Székely (1835-1910). De laatste bracht hem niet alleen vakmanschap, maar ook een levenslange liefde voor Arthur Schopenhauer (1788-1860) bij, wiens filosofie Mendlik graag met de zee in verband bracht.

a. Oscar Mendlik, Ruïne op een rotsachtige kust, Rome 1900, olieverf op doek, Privéverzameling (foto: Venduehuis, Den Haag)

Op jonge leeftijd vond hij inspiratie in Arnold Böcklin’s mythologische voorstellingen en diens bijzondere weergave van het water. Zelf zag hij de zee voor het eerst in 1891 bij Fiume, het latere Kroatische Rijeka. Vanaf dat moment schilderde hij in vakanties kustlandschappen. Na de tekenacademie werkte hij als tekenleraar aan een technische hogeschool om zijn vervolgopleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten te bekostigen. Tussen 1894 en 1898 studeerde hij aan de ‘Meesterschool voor Frescoschilders’ van Károly Lotz (1833 – 1904). In zijn vrije tijd vervaardigde hij portretten, landschappen en wandschilderingen.

b. Oscar Mendlik, Oceaangolf, 1914, tekening, 23.6 x 33 cm, Het Scheepvaartmuseum, Amsterdam (foto: Maritiem Digitaal)

In 1898 vertrok Mendlik met een stipendium naar Rome. Na een moeizaam begin vond hij zijn draai en begon met het schilderen van pure zeestukken. In de Italiaanse stad ontmoette hij de Nederlandse schilderes-beeldhouwster Julia Mijnssen (1873-1936). Op 4 oktober 1900 trouwde het stel in Amsterdam om zich in 1901 voorgoed in Nederland te vestigen. Drie jaar later lieten ze in Aerdenhout een villa met twee ateliers bouwen, naar een ontwerp van architect Johannes Hendrik Willem Leliman (1878-1921). In de villa Erdölak, Hongaars voor ‘boshuis’, ontving het tweetal met regelmaat schilders, beeldhouwers en musici die tot hun vriendenkring behoorden.

c. Oscar Mendlik, Portret van Dirk Hudig en Anna Rotgans, 1941, Privécollectie (foto’s: RKD, Den Haag)

Mendlik was een portrettist. Al in Boedapest vervaardigde hij een staatsieportret van Frans Jozef I, koning van Hongarije, die later meerdere doeken van hem kocht. Zijn oeuvre kent zo’n 270 portretten van de gegoede burgerij uit Haarlem en omgeving. Nóg vaker portretteerde hij echter de zee, die in zo’n 650 schilderijen en aquarellen een rol speelt. De hoofdrol zelfs. Mendlik vervaardigde pure zeestukken die vaak slechts één enkele golf tonen. Hij schilderde de zee zonder schepen, zonder mensen, zonder attributen. Dit in tegenstelling tot zijn voorgangers wier interesse vooral uitging naar de relatie tussen mens en zee. Voor Mendlik was het water echter geen decor maar de essentie. Hij bestudeerde de zee dan ook niet vanaf het strand, zoals de rest dat deed, maar vanaf de zee zelf.

Door zijn goede contacten met directeuren van scheepvaartmaatschappijen kon Mendlik met regelmaat mee op reis. In 1904 bevoer hij voor het eerst de Atlantische Oceaan, later volgden reizen naar de Middellandse Zee, Nederlands-Indië, Zuid-Amerika en het Caribisch gebied. Tussen 1918 en 1940 reisde hij vooral met de Koninklijke Nederlandse Stoomvaartmaatschappij (KNSM). Op zee maakte hij zo’n 4 à 5 schetsen per dag die hij thuis tot olieverfschilderijen uitwerkte. Als hij niet op reis kon, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog het geval was, werkte hij naar herinneringen en eerder gemaakt schetsen.

d. Oscar Mendlik, Zeegezicht, 1915, olieverf op doek, Het Scheepvaartmuseum, Amsterdam, Stichting Kunstbezit Koninklijke Nedlloyd Groep NV (foto: Maritiem Digitaal)

Aan land was zijn werk regelmatig op tentoonstellingen te zien. Na deelname aan tentoonstellingen in Boedapest, Berlijn, Londen, Parijs en Venetië had hij in 1912 zijn eerste overzichtstentoonstelling bij de Amsterdamse kunsthandel Van Wisselingh, die zo’n 60 schilderijen van de schilder zou verkopen. Ter ere van zijn 70e verjaardag werden ere-tentoonstellingen georganiseerd in Den Haag, Haarlem en Amsterdam. Bij de Haarlemse tentoonstelling werd opvallend genoeg maar één zeestuk getoond en werd Mendlik gepresenteerd als een schilder van portretten, landschappen en stillevens. In 1957 voer hij voor het laatst met de KNSM naar de Middellandse Zee. Vier jaar later organiseerde het Scheepvaarthuis Amsterdam een tentoonstelling ter ere van zijn negentigste verjaardag. In 1963 overleed de Hongaarse schilder, die in 1948 tot Nederlander was genaturaliseerd, in Aerdenhout.

e. Foto van Oscar Mendlik op receptie op 22 juni 1961 Nationaal Archief, CCO (foto: Joop van Bilsen)

Naast schilder was Mendlik actief als lid van Pulchri Studio in Den Haag, de Rotary van Haarlem en het Genootschap van beeldende kunstenaars ‘Kunst zij ons doel’ in dezelfde stad. Daarnaast zat hij in de Commissie van Toezicht van het Frans Hals Museum. Gedurende zijn leven ontving hij kritiek op zijn werk dat ‘slechts’ de zee afbeeldde en niet verhalend was. Zijn schilderijen zouden leeg zijn, zo zonder verhaal, zonder inhoud. Voor Mendlik was het zeestuk echter dé manier om zijn persoonlijke, religieuze relatie met de zee weer te geven. In lezingen bezong hij op lyrische wijze haar verschillende kleuren en stemmingen en de eindeloze variatie in bewegingen. Kenners waardeerden en waarderen zijn werk juist vanwege de natuurgetrouwheid waarmee hij de zee weergaf. Ze herkennen de golfbewegingen en de kleuren die zo specifiek zijn voor een bepaald gebied of een bepaald element van de zee. Ze begrijpen op welke oceaan en hoe laat ongeveer op de dag hij zich daar bevond. Geen wonder dat enkele werken van Mendlik zich in het Maritiem Museum Rotterdam en het Scheepvaartmuseum in Amsterdam bevinden. De meerderheid van zijn werk bevindt zich echter in privébezit, dáár waar dit schildertalent zijn grootste waardering ontvangt.

Auteur: Charlotte Franzen MA

Noten

1. Graaff, Grad de, Oscar Mendlik 1871-1963: Hongaarse zee- en portretschilder te Aerdenhout, 2005, p. 170-171.

Literatuur

  • Erftemeijer, Antoon, Naar Zee. De zee in de Nederlandse kunst sinds 1850, Frans Hals Museum, De Hallen, Haarlem, 2012
  • Graaff, Grad de, Oscar Mendlik 1871-1963: Hongaarse zee- en portretschilder te Aerdenhout, FortMedia, Vlaardingen, 2005
  • Lewin, Lisette, ‘Levend water’ in: NRC, 12 november 1999
  • Meester-Obreen, A. de, ‘Oscar Mendlik, de zee-schilder’, in: Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 30, 1920

Vreedenburgh, Cornelis

(Woerden 1880 – 1946 Laren N.H.)

Cornelis (‘Cees’) Vreedenburgh kwam al op jonge leeftijd in aanraking met de schilderkunst. Zijn vader Gerrit had in Woerden een goed lopend schildersbedrijf. In de zomermaanden nam hij zijn gezin mee de natuur in om te tekenen en te schilderen.1 Cornelis ging bij zijn vader in dienst en leerde van hem het schildersvak.2 In zijn vrije tijd trok hij er met zijn klasgenoot Leo Gestel (1881-1941) op uit om de landschappen rond Woerden te schilderen. Anders dan Gestel richtte Vreedenburgh zich op de getrouwe weergave van de natuur.3

a. Van der Vooren fotografie, Woerden, Cornelis Vreedenburgh, foto uit Sigrid Thomassen, Cornelis Vreedenburgh. Schilder van stad, land en water, Venlo 2000, p. 4

In de zomer van 1902 werkte Vreedenburgh gedurende tien weken bij de landschapsschilder Gerard Roermeester (1844-1936) in Noorden.4 Vanuit een bootje schilderden ze de Nieuwkoopse Plassen. Roermeester maakte hem bekend met de losse schildertrant en de ingetogen kleuren van de Haagse School. Vreedenburgh gaf echter de voorkeur aan het zonnige landschap, dat hij in heldere kleuren vastlegde. Hij ontmoette de schilder Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), die ook watergezichten vanuit zijn boot schilderde. Tholens eigen, atmosferische stijl maakte grote indruk op Vreedenburgh.5

b. Cornelis Vreedenburgh, Sluisje van Woerdense Verlaat, 1912, olieverf op doek, 58,5 x 90 cm, collectie Stadsmuseum Woerden

Het water werd de rode draad in Vreedenburghs kunstenaarsbestaan.  Hij werkte voornamelijk vanuit plaatsen die aan de Zuid-Hollandse plassen lagen, zoals Noorden en Nieuwkoop. Deze dorpen waren ook ontdekt door de schilders van de Haagse School, waardoor Vreedenburgh er veel collega’s ontmoette. Hij werkte regelmatig samen met de Rotterdamse Gerard Altmann (1877-1952) en de Leidse schilder Chris van der Windt (1877-1952). Van laatstgenoemde kunstenaar leerde Vreedenburgh een etsprocédé, dat hij in combinatie met een zelfgemaakte was toepaste om kleine etsen van waterlandschappen te maken.6

c. Cornelis Vreedenburgh, Boerin op de wasvlonder, olieverf op doek 37,5 x 60,8 cm, collectie Kunsthandel Simonis en Buunk, Ede.

Toen Vreedenburgh tussen 1909 en 1911 in Warmond aan de Kagerplassen schilderde, leerde hij zijn toekomstige vrouw kennen. Hij trouwde in 1912 in Leiden met kunstenares Marie Schotel (1883-1957). Ze woonden korte tijd in Nunspeet, maar vestigden zich al snel in de IJsselstreek. Met hun zoon Kees, die in 1916 werd geboren, woonden ze er enkele jaren op een woonboot in Hattem.7

Eind 1917 verhuisde het gezin naar schildersdorp Laren. De nabijheid van de voormalige Zuiderzee en de Loosdrechtse plassen speelde hierin een rol, maar ook de korte afstand tot Amsterdam. Vreedenburgh had de stad en de Amsterdamse havens ontdekt als motief voor zijn schilderijen. Zijn nieuwe woonplaats vormde echter ook een dankbaar onderwerp. In zijn bekende schilderij ‘Het Schilderskroegje van Hamdorff’ toonde hij Hotel Hamdorff, waar de Larense en Blaricumse kunstenaars bijeen kwamen. Vreedenburgh was een geziene gast in het hotel en leerde er veel kunstenaars kennen. In februari 1921 nam hij plaats in het eerste bestuur van de ‘Vereeniging van Beeldenden Kunstenaars Laren-Blaricum’.

Cornelis Vreedenburgh, Het kroegje van Jan Hamdorff, 1921, olieverf op doek, 46 x 66 cm, collectie Singer Museum Laren

Sinds jonge leeftijd trok Vreedenburgh er met zijn schetsboek op uit. Rond 1910 was hij al enkele keren naar Frankrijk gereisd. In de jaren twintig trok hij opnieuw naar Frankrijk, en later naar Italië en Zwitserland.8 In 1936 maakte hij zijn verste reis: in opdracht van het tijdschrift Panorama ging hij naar Palestina en legde hij in tekeningen en aquarellen zijn indrukken vast.9

Vreedenburghs werk werd al vroeg erkend. Vanaf 1904 ontving hij drie jaar op rij de koninklijke subsidie, waardoor hij zich volledig aan zijn vrije kunstenaarschap kon wijden. Zijn eerste inzending naar kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae in 1905 werd bekroond met de Willink van Collen-prijs.10 Vreedenburghs vlotte manier van schilderen en de levendige wijze waarop hij het moment vastlegde was zowel onder critici als het grote publiek geliefd. Zijn schilderijen en tekeningen werden via verschillende kunsthandels verkocht.11 Hiermee kon Vreedenburgh zijn gezin, dat in 1921 werd uitgebreid met dochter Elisabeth, goed onderhouden. Hij exposeerde en verkocht bovendien ook op tentoonstellingen van de kunstenaarsverenigingen waar hij lid van was: Arti et Amicitiae en Sint Lucas in Amsterdam, Pulchri Studio in Den Haag en de Gooische Schildersvereniging.

Mogelijk door zijn vriendschap met Albert Roelofs (1877-1920), die lange tijd schilderlessen aan Koningin Wilhelmina gaf, was Vreedenburgh in contact gekomen met het Koninklijk Huis.12 Toen Wilhelmina in 1920 incognito een bezoek aan Laren en Blaricum bracht, leidde hij haar rond door de kunstenaarsdorpen. In 1934 was er opnieuw contact. Op verzoek van Koningin Wilhelmina maakte Vreedenburgh een typisch Hollands zomertafereel voor een kamerscherm, dat als huwelijksgeschenk aan prins George Edward werd aangeboden.13

Ondanks het succes van Vreedenburgh duurde het tot 1937 voordat hij zijn eerste solotentoonstelling had. Op de drukbezochte expositie in Hotel Hamdorff werden alle schilderijen verkocht.14 Hierna schilderde Vreedenburgh nauwelijks meer. Op zestigjarige leeftijd bleek hij de ziekte van Parkinson te hebben. Vreedenburgh, door journalist en kunstcriticus Henri van Calker (1881-1967) ‘een der meest veelzijdige landschapsschilders van dezen tijd’ genoemd, overleed op 27 juni 1946 in zijn woonplaats.15

Auteur: Karlijn de Jong

Bronnen

  • Sigrid Thomassen, Cornelis Vreedenburgh. Schilder van stad, land en water, Venlo 2000.
  • A. Ringelberg, ‘De Woerdense kunstschilder Cornelis Vreedenburgh. “Koningin Wilhelmina mocht hem wel”’, in: Heemtijdinghen: orgaan van de Stichts-Hollandse Historische Vereniging, jg. 28 (1992) nr. 3, pp 64-72.
  • Carole Denninger-Schreuder, Schilders van Laren, Bussum 2003.

Noten

1. C.A. Schilp, ‘Wij hebben allemaal met verf gespeeld’, in: Kunst & Antiekrevue 1984 (okt./nov.), 11-16. Gerrit Vreedenburgh (1849-1922) maakte wandschilderingen en versierde rijtuigen en kaasbrikken met voorstellingen. Hij maakte daarnaast schilderijen waarvan enkele verkocht werden via de Utrechtse kunsthandel Caramelli en Tessaro. Het gezin Vreedenburgh bestond uit vijf zoons en drie dochters. Zie ook: Archief Albert C.A. Plasschaert, Den Haag, RKD/ Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, NL-HaRKD.0372.275, Brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, [1909?].

2 Archief Plasschaert, 0372.275, Brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, [1909?]. Vreedenburgh werkte vanaf zijn twaalfde bij zijn vader in het bedrijf en bleef daar twaalf jaar lang werken als huisschilder. In de vrije momenten tekende en schilderde hij.

3. Vreedenburgh en Gestel bleven hun leven lang bevriend.

4. Archief Plasschaert, 0372.275, Brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, 31 maart 1909. Voor Vreedenburgh bij Roermeester ging werken was hij enige tijd in dienst: ‘Ik ben soldaat geweest en daar heb ik veel geteekend, […], in dienst veel portret.’

5. Henri H. van Calker, ‘C. Vreedenburgh’, in: Schilders van heden en morgen. In het Atelier van den Schilder, bezoeken bij Nederlandsche beeldende kunstenaars van dezen tijd, dl. 1, Amsterdam [1941], 219: ‘Schrijf gerust dat ik aan den kunstenaar Tholen elken dag denk, want ik heb veel aan hem te danken.’ Schilp (1984), 12: Vreedenburgh voer meer dan eens op de boot van Tholen mee over de Kaag, de Loosdrechtse Plassen en langs de Zuiderzeeplaatsen.

6. Archief Plasschaert, 0372.275, briefkaart van Vreedenburgh aan Plasschaert, januari 1911 en brief van Vreedenburgh aan Plasschaert, 19 januari 1911.

7. De IJsselstreek was Vreedenburgh al bekend door zijn boottochten met Tholen. Getuige zijn brief aan Plasschaert, Archief Plasschaert, 0372.275, 31 maart 1909, had Vreedenburgh in Leiden ook al op een boot gewoond: ‘[…] het zou mij veel genoegen doen als u eens aan boord kwam.’.

8. Vreedenburgh verkende ook eigen land: hij deed Groningen, Leeuwarden en Maastricht aan en begin jaren dertig bezocht hij, waarschijnlijk samen met Tholen, diverse stadjes rond de Zuiderzee. In Frankrijk bezocht hij de Provence en Arles. Hij reisde herhaaldelijk naar St. Tropez (1917, 1919, 1920, 1924, 1925), soms samen met schilder Paul Arntzenius die hij via Tholen had leren kennen. In Italie werkte hij Camogli (1931). In 1939 zou hij zijn laatste reis maken, naar Estoril, Portugal.

9. Vreedenburghs reisverslag verscheen in het Panorama Kerstboek van datzelfde jaar.

10. Vreedenburgh ontving bovendien de bronzen medaille op de vierjaarlijkse tentoonstelling in Arnhem (1909) en behaalde in San Francisco de zilveren medaille [1925?].

11. Deze kunsthandels waren Boussod, Valadon & Cie. in Den Haag, Caramelli & Tessaro in Utrecht en Frederik Muller & Co in Amsterdam. Daarnaast schilderde hij, hetzij op minder hoog niveau, voor de Amerikaanse kunstmarkt.

12. Zijn werk was al bekend bij de koninklijke familie, want in 1907 had Koningin-Moeder Emma Vreedenburghs ‘Landschap met koeien’ gekocht.

13. De koningin gaf schilder Willy Sluiter (1873-1949) de opdracht vier kunstenaars uit te nodigen om elk een schilderij voor het kamerscherm te maken. Naast Vreedenburgh waren dit H.J. Wolter, J.H. van Mastenbroek en L.W. van Soest.

14. Koningin Wilhelmina bracht een verrassingsbezoek aan de expositie en kocht twee schilderijen: ‘Koeien in de wei’ en ‘Prins Hendrikkade’.

15. Calker (1941), 218. Vreedenburgh werd begraven op het St. Janskerkhof van Laren. Het jaar na zijn overlijden werden bij kunsthandel/veilinghuis Paul Brandt in Amsterdam 366 werken uit zijn atelier verkocht. Enkele maanden later volgde een verkooptentoonstelling in de kunstzalen van Gebr. Koch in Den Haag. Het werk van Vreedenburgh bevindt zich tegenwoordig in collecties van het Stadsmuseum Woerden, Centraal Museum Utrecht en Singer Laren.

For Real

Britse Realisten uit de jaren ’20 en ’30