(Utrecht 1876 - 1958 Den Haag)
Samuel Schellink wordt op 1 augustus 1876 te Utrecht geboren als vierde zoon van de broodverkoper Josephus Johannes Bernardus Schellink en Hillegonda Alter.[1] Hij is autodidact in het tekenen en schilderen en specialiseert zich als plateelschilder.
In 1892 komt Schellink als zestienjarige bij de N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg in dienst. In deze fabriek – opgericht in 1883 onder de naam N.V. Gravenhaagsche Kunstaardewerk fabriek en vanaf 1886 N.V. Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg – wordt bouwkeramiek, sier- en gebruiksaardewerk vervaardigd.[2] Onder leiding van de in 1895 aangetreden directeur J. Jurriaan Kok richt de plateelbakkerij zich voornamelijk op decoratieprogramma’s met landelijke idylles met sierlijke flora en fauna.
Schellink wordt in 1897 benoemd tot meester-schilder en is verantwoordelijk voor zowel de decoratieve ontwerpen als het beschilderen van onder andere de vazen, pendules, hele serviezen en kruiken.[3] (afb. 4) Hij signeert zijn werk met zijn monogram bestaande uit twee s-en. In de loop der jaren verandert zijn signatuur enigszins van een verticaal doorgehaalde S naar een dubbele S.[4] Van zijn hand is een groot aantal geaquarelleerde tekeningen bekend, die in veel gevallen rechtstreeks naar zijn eigen ontwerpen verwijzen. [5] Schellink houdt dagelijks een aantekeningenboekje bij waarin hij zijn gewerkte uren noteert. In het Archief van de Plateelfabriek dat zich bevindt in het Gemeentearchief Den Haag zijn een viertal aantekeningenboekjes uit de periode 1895-1914 van Schellinks hand overgeleverd.[6] Hieruit blijkt dat hij gemiddeld 45 uur per week op de fabriek werkte. Kennis en inspiratie doen de schilders op aan de Haagse academie of door bestudering van internationale plaatwerken.[7] Ook trekt Schellink in de zomermaanden samen met andere meesterschilders van Rozenburg als Willem Hartgring (1874-1940) en Jacobus Willem van Rossum (1881-1963) en de leerlingen van de Academie voor Beeldende Kunst naar buiten om de natuur al tekenend en schilderend te observeren. Hoewel ieder een eigen stijl bezit blijft het kenmerk van het Rozenburg repertoire, de afbeelding van de gestileerde maar herkenbare natuur, de boventoon voeren.[8]
In 1899 begint de fabriek naast aardewerk met de productie van eierschaalporselein. De objecten worden algehele kunstwerken waarbij handvaten meer lijken op woekerende takken en deksels uitbundig worden verfraaid. De sierlijke ontwerpen van Schellink op deze verfijnde objecten worden algauw een (inter-)nationaal succes. (afb. 2,3,5)
In 1901 trouwt Schellink met een dochter van een broodbakker, de twee jaar oudere Johanna Sophia Bruens.[9] Een jaar later krijgen ze hun enige dochter Johanna Hendrika Hillegonda. Schellink blijft tot 1914 bij Rozenburg werkzaam. Als de plateelfabriek in 1917 door de nasleep van de Eerste Wereldoorlog definitief sluit komt Schellink in dienst bij de Tegel- en faiencefabriek Amphora te Oegstgeest. Amphora had waarschijnlijk een deel van de inventaris van Rozenburg overgenomen, waarbij Schellink de onbewerkte stukken decoreerde.
Sam Schellink overlijdt in Den Haag op 20 december 1958. Over zijn werkzaamheden in de periode van 1917 tot 1958 is niets bekend. Objecten van zijn hand zijn in openbare collecties onder andere te vinden in het Rijksmuseum Amsterdam, Princessehof Leeuwarden en Haags Gemeentemuseum Den Haag.
[9] In het persoonsregister van het Gemeentearchief Den Haag is onder andere de huwelijksakte van 13 maart 1901 van Sam Schellink en zijn vrouw Johanna Sophia Bruens digitaal in te zien. denhaag.digitalestamboom.nl/(S(1wo24niidlvokcfliwlz5zm0))/detailx.aspx?p=7918139&ID=5658321&book=H&role=G&page
Tekst: Sylvia Alting van Geusau